Ik was uitstekend voorbereid op de tocht naar Cairo. Naast mij lag de kaart van Heliopolis, een nette buitenwijk van Cairo, die je als eerste vauit de richting Port Said tegenkomt. Daar zou ik mijn wagen parkeren bij een collega en me dan in het verkeersgeweld van Cairo storten, op de achterbank van een taxi uiteraard, althans, dat was het plan.
De route had ik keurig uitgestippeld en de stadskaart was nieuw, maar in Cairo groeien de buitenwijken sneller dan de cartografen kunnen bijhouden. De bevolking wordt momenteel op 15 miljoen zielen geschat, maar niemand weet het zeker. En dus reed ik na een keer linksaf en rechtsaf op een weg die mij niet naar het huis, of zelfs maar de wijk van mijn bestemming bracht. Een lange baan vol met rijdende en onwelriekende wrakken, die ik in het geheel niet op de kaart kon plaatsen, was al wat ik zag.
En zo volgde ik de overbevolkte weg als een stuk wrakhout dat zich in een rivier laat meedrijven. De eerste afslag naar rechts, slechts in Arabisch aangegeven, leek mij de beste mogelijkheid om te keren en terug te gaan naar de rand van de stad om het allemaal opnieuw te proberen. Maar keren is hier niet zo eenvoudig, en deze nieuwe weg kromde zich al gauw haaks op de lange baan en gaf geen enkele mogelijkheid om te keren of zelfs maar af te rijden.
Nu ging de baan omhoog in een kilometers lange fly-over die zich tussen de daken van de steeds krapper wordende wijken heen wrong. Na een half uur toeren besloot ik het kompas voor noodgevallen er bij te pakken. Ik reed naar het noorden en dat was het… Idee: als ik naar het westen zou rijden zou ik vast de Nijl moeten tegenkomen die de stad in tweeen deelt en dan had ik op zijn minst een idee van waar ik me bevond!
De afritten waren zeldzaam en de ‘stad der duizend minaretten’ leek overal hetzelfde en het verkeer dwong me om te stoppen en de achteruitkijkspiegels even in te klappen. Geen auto heeft ze hier meer. Zo had ik 20 centimeter meer ruim baan om me tussen de taxi’s door te wringen. Ik deed het raam open en de hitte sloeg direct naar binnen. ‘Taxi!’ riep ik met een snelheid van 25 km/uur naar een krakkemikkige zwart-witte taxi die al een paar keer tegen de zijkant van mijn wagen duwde. Met het woordenboek in mijn hand riep ik: ‘Funduq Hilton Fayn?’ Wat waarschijnlijk zoiets als ‘Waar Hilton hotel zijn?’ betekend…
‘Twenty pounds!’ gilde de chauffeur, getooid met zwarte tanden en een enorme bult op zijn wang. Ik zwaaide met een biljet en gebaarde hem mij voor te gaan, maar zijn arm stak ineens tot ver in mijn auto en griste het geld uit mijn hand. ‘Tabah!’ (volgen) riep hij en drukte zich tussen twee minibussen voor ons en zag hem nooit meer terug…
Ik bereikte de Nijl een uur later met 62 kilometer extra op de teller en herkende het Nijl Hilton en het nationaal museum die in hartje centrum liggen. Maar ergens aankomen is heel wat anders dan parkeren. Overal staan de auto’s soms wel driedubbel geparkeerd en ik stond zelfs een keer stil in zo’n rij tot ik er achter kwam dat er niemand in de auto’s voor me zat en slechts in een parkeerrij stond te niksen.
Uiteindelijk strandde ik downtown in een krappe straat waar op een loshangend bord ‘Windsor Hotel’ stond met een vrije parkeerplek niet ver daar voorbij. Eenmaal binnen bleek ik in een prima nostalgisch hotel gevonden te hebben. Aan de muur herkende ik een gesigneerde foto van Michael Palin van Monthy Phyton, die hier in zijn reisserie ‘in 80 dagen de wereld rond’ een bezoek had afgelegd. Het was een oud Britse officieren club, nu hotel, maar in jaren 40 stijl en uitgerust met de oudste (en eerste) lift van Egypte, die ook nog steeds werkte ook.
Met slechts drie krassen extra op mijn nieuwe wagen viel het allemaal nog mee en na twee dagen kon ik vertrekken met een taxi chauffeur voor me, die me binnen tien minuten buiten de stad voerde (en daarna pas zijn geld kreeg). Hij hield me zo angstvallig in het – achteruitkijk – oog dat ik niet minder dan twee keer tegen zijn achterbumper zat om mij van een onverhoede vluchtpoging te weerhouden. Ik kijk nu al uit naar mijn volgende bezoek aan Cairo…
Tet,
wat een avontuur. Misschien is het handiger om een jeep te kopen, zo’n robuust ding, schuur je makkelijker door de straten heen ;). Maar ben je nog op plaats van bestemming aan gekomen???
geen stratenboek van de shell?
😛
wat dacht je van navigater? 😉
Ik heb in het leger in een YP-408 gereden. Kom je door elk soort verkeer heen. En de bagageruimte is fenomenaal 😀
gps misschien een idee? Ik krijg een beetje een idee van het keizer karelplein in nijmegen als ik dit zo lees 😕 brrrrr.