Het Vietnemees is een moeilijke taal. In geschrijft zijn woorden nog herkenbaar maar in de helft van de letters vind je wel een dakje, streepje, omgekeerde komma of andere ondefinieerbare kromming die de klank van het woord veranderen. De gesproken taal daarentegen is geheel onnavolgbaar. Dat merk ik aan het visa loket op Saigon airport. Hier lever ik mijn papierwinkel in bij een streng kijkende man in een onberispelijk gifgroen uniform en felrode – veel te grote – epauletten met gouden sterren op de schouders. Hij leest mijn naam uit mijn paspoort en kijkt me vragend aan, ‘mister Bekkie Blok?’ versta ik… en ik knik maar.
In deze hoek van de aankomsthal zitten nog een vijftigtal wereldbewoners te wachten op de afroep. De namen van mensen wiens visa gereed zijn worden nu door een meisje – ook in uniform – uiterst vertwijfeld uitgesproken door een microfoon. Haar collega’s op de achtergrond, die aan de visa’s werken, reageren hier met regelmaat hilarisch op. Alles klinkt komisch voor hen. Namen van Indiers, Australiers, Fransen en Chinezen,komen er gebrekkig uit. En altijd staan er meer mensen op die menen iets van hun naam herkend te hebben. Als iedereen blijft zitten, wordt alleen het land herhaalt. Mister Saus Afrika?
Ik vraag me af waarom er niet gewoon een scherm is dat je naam – overgetyped uit het paspoort – vermeld, of desnoods alleen een nummer zodat er geen misverstand kan zijn. Maar dat zou van deze eenheid van de immigratiedienst natuurlijk een uiterst saaie aangelegenheid maken. En daar duren de dagen op Saigon airport al te lang voor.Het meisje roept weer een naam: Lobetteloo… Ik schrik op. Bekkie Blok, verbeterd een mannenstem snel, en even later sta ik op Vietnamese grond te wachten op een taxi.
Heerlijk stukje Bekkie! 😀 👍
Dankjewel!